Collectie Adriaan van der Hoop
Adriaan van der Hoop (1778-1854) was een rijke en invloedrijke Amsterdammer. Hij verdiende zijn fortuin als directeur van het internationale handels- en bankiershuis Hope & Co. Naast zijn zakelijke succes was hij ook politiek actief, onder andere als gemeenteraadslid en lid van de Eerste Kamer. Zijn status werd onderstreept door zijn imposante huis aan de Keizersgracht, een landgoed in Santpoort, en een indrukwekkende kunstcollectie.
Hoewel Van der Hoop geen kunstkenner was, kocht hij onder advies van experts werken van beroemde meesters zoals Rembrandt en Ruisdael. Opvallend genoeg verzamelde hij ook schilderijen van toen minder gewaardeerde kunstenaars als Johannes Vermeer en Frans Hals. In totaal investeerde hij 400.000 gulden in zijn collectie, een bedrag dat de overheid destijds niet kon evenaren.
Bij zijn overlijden schonk hij zijn kunstverzameling aan de stad Amsterdam, op voorwaarde dat deze toegankelijk bleef voor het publiek. Dankzij steun van particulieren werd het Museum Van der Hoop in 1855 geopend. Later verhuisde de collectie naar het Rijksmuseum en het Amsterdam Museum, waar deze nog steeds miljoenen bezoekers trekt. Dankzij Van der Hoop blijven deze Hollandse meesters voor iedereen te bewonderen.
Bron: Amsterdam museum, website
Ruim 170 jaar na zijn overlijden heeft de Rechtbank Amsterdam een ‘Verklaring voor recht’ afgegeven over de last die verbonden is aan de gelegateerde kunstcollectie.
In het testament is de last als volgt omschreven:
“(…) [de collectie] steeds by elkander zal moeten blyven, zonder, noch voor het geheel noch voor een gedeelte, eenige andere bestemming te mogen erlangen en geplaatst worden in een daartoe geschikt lokaal, en wel in deze stad, liefst in eene of meer zalen van het Academie van Beeldende kunsten alhier gevestigd, (…) en aldaar, moeten bekend gemaakt worden als des Testateurs verzameling en steeds als zoodanig bekend blyven. En dat de bezigtiging dier verzameling op gezette tyden en meermalen des jaars, zal worden opengesteld, tegen betaling eener billyke bydrage ten behoeve van de algemeene armen der stad alwaar de verzameling zal zyn gevestigd.” en
“De Heer Testateur verklaart, met de voorzeide making onder de voorwaarden daaraan verbonden, uitdrukkelyk te bedoelen dat de voorzeide verzameling schilderyen, door hem met vele zorgen, moeite en kosten, gedurende zyn leven byeengebracht, na zyn overlyden voor deze stad of althans voor zyn vaderland in haar geheel bewaard blyve.(…)”
Uitspraak Rechtbank Amsterdam: Bruikleen van gelegateerde kunstcollectie toegestaan
Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam geoordeeld dat schilderijen uit de nalatenschap van een 19e-eeuwse kunstverzamelaar Adriaan van der Hoop (hierna: erflater) door de Gemeente Amsterdam in bruikleen mogen worden gegeven aan musea in binnen- en buitenland, zonder dat de testamentaire last wordt gewijzigd.
Achtergrond
De collectie, bestaande uit 224 schilderijen van prominente meesters zoals Rembrandt en Vermeer, is in 1847 bij testament gelegateerd aan de Gemeente Amsterdam onder de last dat de collectie:
– Altijd bijeen zou blijven,
– In een geschikt lokaal in Amsterdam zou worden geplaatst,
– Onder de naam van de erflater bekend zou blijven,
– Openbaar toegankelijk zou zijn, waarbij de opbrengst ten goede moest komen aan de armen.
Sindsdien is de collectie ondergebracht bij het Rijksmuseum en het Amsterdam Museum.
Het verzoek
De Gemeente Amsterdam verzocht de rechtbank:
Primair: te verklaren dat het tijdelijk in bruikleen geven van schilderijen aan andere musea in lijn is met de testamentaire last.
Subsidiair: de testamentaire last te wijzigen, zodat bruikleen mogelijk wordt.
De Gemeente stelde dat dergelijke bruikleen aansluit bij de huidige praktijk in de kunstwereld en belangrijk is voor de mobiliteit en zichtbaarheid van kunstwerken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeerde dat de kern van de testamentaire last is dat de collectie als geheel behouden blijft en publiek toegankelijk is. Het tijdelijk in bruikleen geven van werken voor tentoonstellingen elders, mits zorgvuldig beheerd, is niet in strijd met de bedoeling van de erflater. De primair gevraagde verklaring voor recht werd daarom toegewezen, waardoor aanpassing van de last niet nodig was.
Betekenis
Deze uitspraak onderstreept dat testamentaire lasten in het licht van veranderende maatschappelijke omstandigheden flexibel kunnen worden geïnterpreteerd. In dit geval prevaleerde het behoud en de toegankelijkheid van de collectie boven een strikte naleving van de oorspronkelijke geografische beperking.
Rechtbank Amsterdam 09-01-2025, C/13/752292 HA RK 24-196